-
1 not suffer fools (gladly)
-
2 suffer
v. lijden; boeten; verwond raken[ suffə]1 lijden ⇒ schade lijden; beschadigd worden♦voorbeelden:suffer from • lijden aan/door/ondersuffer with • sukkelen metII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lijden ⇒ ondergaan, ondervinden♦voorbeelden:1 suffer death • (de marteldood) sterven, terechtgesteld worden
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский